
De belgische woonidentiteit of waarom we niet graag verhuizen
Weet waar een Belg woont, en je kent een groot deel van zijn of haar persoonlijkheid. Belgen zijn nog steeds honkvast en verhuizen niet graag. En als we verhuizen, is het vaak maar een wandeling verwijderd van de vorige verblijfplaats.

Honkvast
Waar en hoe we wonen, verraadt veel over onze persoonlijkheid. Onze thuis is onze identiteit. Onze woning toont wie we zijn en omgekeerd. Belgen vinden het nog steeds belangrijk om dicht bij het ouderlijk huis te wonen. Als een Belg een woning koopt, ligt die vaak op minder dan 5 kilometer van de vorige verblijfplaats.
Belgen zijn dus honkvast. “In weinig landen wordt zo weinig verhuisd als in België. Er zijn ook weinig landen waar zo extreem veel files staan, net omdat de werkende bevolking niet geneigd is te verhuizen”, zegt Iain Cook, managing director bij ERA Belgium. In onze buurlanden zijn inwoners wel sneller geneigd om te verhuizen als ze van werk veranderen.
Er is zelfs een Belgische woonladder ontstaan: eerst huren we een appartement, daarna kopen we een starterswoning. Als er kinderen komen gaan we voor een groter, permanent huis. Eenmaal daar verhuist de gemiddelde Belg enkel als hij daartoe gedwongen wordt. Als hij scheidt, zijn job verliest of naar het rusthuis gaat.
Toch is er misschien een kentering in zicht, met de verlaging van de registratierechten. “Dat komt de mobiliteit ten goede”, zegt Cook. “De terugverdientijd van de bijkomende kosten bovenop de aankoopkosten van een woning is namelijk zeer lang.” Belgen zullen sneller geneigd zijn om dichter bij hun werk te gaan wonen door de verlaging van de kosten.
Woongeschiedenis
Van waar komt die baksteen in onze maag? Worden we ermee geboren? Het gaat eerder om aangeleerd gedrag: wonen biedt ons sociale status. Eigenaar zijn staat voor een gevoel van controle, thuishoren en identiteit.
Nu vieren we er onze autonomie mee, maar dat is niet altijd zo geweest. Vroeger stimuleerde de overheid woningbezit om burgers onder de duim te houden. Katholiek België zag bij de industrialisatie in de 19e eeuw onrust ontstaan bij de arbeiders. Wie een comfortabel dak boven het hoofd en een eigen moestuin had, had geen reden tot of tijd voor sociaal protest.
De overheid stimuleert dus onze bakstenen maag. Eind 19e eeuw en begin 20ste eeuw begon de overheid woningeigendom te stimuleren. Fiscale kortingen, premies en een extra stem bij de verkiezingen hoorden daarbij. Ook vandaag doet de overheid dat nog steeds, maar dan met goedkope leningen en de woonbonus. Een heel pak van de subsidies gaat naar de ondersteuning van eigen woningbezit.
Belgische beleidsmakers hebben nooit architecturale eenheid opgedrongen, dus kunnen we ons uitdrukken via onze woningen. Het resultaat? Een kakofonie aan woonstijlen, want we tonen wat we mooi vinden via onze woonst. En smaken verschillen uiteraard. Gelukkig maar.